Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Kunstroute rondom de binnenstad van Groningen.

Wandelroute, 5km

Wandel langs bijzondere kunst en architectuur rondom de Groningse binnenstad - van gevelstenen uit de 17e eeuw tot hedendaagse lichtkunst. 
Vanaf het Centraal Station loopt de route door het westelijke gedeelte van de binnenstad; langs oudere en pas geplaatste kunstwerken, bijzondere bouwwerken, via een museumtuin en door een prachtig oud gedeelte van de stad, om uiteindelijk weer via de singels vlakbij het station te eindigen.

Open de route in Google Maps 

Dit is wat je zult zien.

Interieur Stationshal

Isaac Gosschalk

Stationsplein 3

De centrale hal van het Centraal Station van Groningen ademt een sfeer van meer dan een eeuw geleden: het metselwerk in vlechtwerken van rode, gele en zwarte stenen, een hoge smeedijzeren lantaarn en de teksten boven de doorgangen. De kleurrijke bloemmotieven en architectonische elementen aan het plafond zijn gemaakt van papier-maché. Deze techniek was vroeger niet ongebruikelijk vanwege de lage kosten en het lichte gewicht. Wel is de toepassing op zo grote schaal bijzonder. 
 
Hoog in de wanden van de hal, aan de spoorzijde en de voorkant van het station, bevinden zich grote glas-in-loodramen met sierlijke patronen in vijf kleuren. Aan de andere twee zijden liet architect Isaac Gosschalk tegeltableaus aanbrengen. De tableaus zijn een ontwerp van F.H. Bach, destijds docent handtekenen aan Academie Minerva. Van de drie voorstellingen aan de westkant van de hal stelt die in het midden de Groningse stedenmaagd voor. Ze troont boven gevleugelde wielen – het symbool voor de spoorwegen – en diverse symbolen van de stad. Aan weerszijden zijn de Telegrafie en de Post verbeeld. Aan de overkant stellen twee mannenfiguren de Arbeid en de Tijd voor. De Arbeid heeft een schop in de hand en wordt omgeven door ijverige diersoorten zoals spinnen, mieren en bijen. De gevleugelde Tijd is onder meer te herkennen aan de zandloper en astrologische tekens.

Second Thought

Giny Vos

Stationsplein (rotonde fietsenstalling)

Boven de rotonde in de fietsenstalling, in een drukte van komende en gaande reizigers, hangt een sneeuwhuis omgekeerd aan het plafond van het Stadsbalkon. In de bol zitten 11 plexiglazen platen waarvan de contouren lijken op die van het centrale hoofdstation. De toepassing van nieuwe media in de vorm van computergestuurde LED-verlichting zorgt voor een spel van licht en donker in de bol; zo nu en dan verandert de weergave van het station in een schaduw van zichzelf. 
 
Kunstenaar Giny Vos vertelde over haar eerste bezoek aan de fietsenstalling: "Mijn aandacht werd vooral getrokken door de grote ronde gaten in het dak. Ze geven allemaal een ander beeld van het station boven de grond, maar vaak vanuit een vreemd perspectief." 
 
Vos werd gegrepen door het contrast en geschil dat het Stadsbalkon en het hoofdstation met elkaar lijken te hebben. Aan de ene kant geeft het moderne plein het monumentale station nieuwe allure maar het onttrekt ook een deel van het station aan het zicht. Met Second thought spiegelt Vos het station als het ware van boven naar beneden en verbindt zo ook onder de grond de twee bouwwerken.

Zonder titel

Per Kirkeby

Emmasingel 6 (KPN-borg)

In al het werk van de Deense kunstenaar is de verhouding tussen vlak en ruimte een belangrijk bestanddeel. Het kunstwerk bestaat uit twee evenwijdige rijen van zes pijlers die overdwars verbonden zijn door boogconstructies. Deze constructies zitten ook in de lengterichting tussen de pijlers. Hierbij zijn boven en onder, in een verspringend ritme, muurvlakken gemetseld. Doordat muur en opening telkens tegenover elkaar liggen, ontstaat een ruimtelijk spel van open en gesloten vlakken en een afwisseling van licht en schaduw.

Kirkeby maakt gebruik van elementen uit de architectuur, zoals muren, poorten en bogen. Zijn werken kunnen betreden en ervaren worden als kleine gebouwen; de kunstenaar plaatst ze vaak in een architectonische context. Soms staan ze juist in een meer natuurrijke omgeving, zoals in het beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Otterloo.

Hier in Groningen vormt het haaks geplaatste bouwwerk een contrast in kleur, schaal en richting met het grote gebouw eromheen. Het kleine bakstenen gebouw verbindt visueel de twee grote vleugels van de KPN-borg.

Ultra

Silvia B.

Emmasingel 1 (Cascadecomplex)

Op het eerste gezicht voldoet deze dame aan bekende schoonheidsidealen: ze heeft een fijn, bleek gezicht met hoge jukbeenderen, een hippe bos haar en een piercing onder de lip. Ze lijkt indrukwekkend hoog op haar benen te staan, in een japon waarvan de enorme rok over een zogenaamde ‘crinoline’ is gedrapeerd.
Maar de vrouw blijkt een pop, waarvan de verhouding tussen boven- en onderlijf niet klopt. Onder de doorzichtige rok bungelen haar beentjes. Zij heeft zichzelf als het ware verheven in de op wieltjes geplaatste crinoline, omdat ze niet aan het gangbare schoonheidsideaal van lange benen kan voldoen, en beweegt zich met armprothesen voort. 
 
Silvia B. werd voor dit beeld geïnspireerd door de huidige wetenschappelijke ontwikkelingen, die bijdragen aan de maakbare mens. De dame is een anti-schoonheid; een optelsom van verschillende typen en stijlen. De postmodernistische architectuur van Cascade vormt hiervoor een toepasselijk decor.

Dreckschnabel

Hans Mes

Bij de Sluis

Met zijn grote snavel in een brede grijns of schreeuw; de puntige oren en zijn lange, iets voorovergebogen postuur, doet het bronzen beeld denken aan een monsterlijk figuur uit een fabel.

Beeldhouwer Hans Mes doopte zijn schepping Dreckschnabel. Het werk lijkt opgetrokken uit flarden en stroken stof, die uitmonden in de scherp geprononceerde, monsterlijke kop. Opvallend is dat Mes deze bijna schetsmatige opbouw combineert met een sterk gevoel voor detail in houding en uitdrukking. Hij maakte meer van dergelijke, wonderlijke beelden. Man in ligstoel bij de vijver aan het Floresplein bijvoorbeeld, toont een eveneens uit flarden samengestelde figuur, ontspanning achteroverliggend in een strandstoel. Later neemt zijn werk in diverse opdrachtsituaties andere, meer abstracte vormen aan.

Zonder titel

Jef Depassé

Steenhouwerskade (tegenover nr. 52)

De organische vorm die uit de grond omhoog lijkt te stulpen, heeft een grillig oppervlak met dieperliggende gedeelten. De kunstenaar maakte dit robuuste werk door kleine stukken messing – een mengsel van koper en zink – met lasbrons aan elkaar te lassen. Een groot deel van het werk kon Depassé destijds in zijn atelier verrichten, maar voor de definitieve samenstelling moest hij naar buiten. Het beeld werd namelijk zo groot dat het niet meer door de deur zou kunnen.

Lange tijd stond het kunstwerk op een druk verkeerspunt bij de Westerhaven. Dat ging jaren goed tot er een dronken automobilist uit de bocht vloog en het beeld ramde, waarbij het zwaar beschadigd raakte. Na de restauratie werd het teruggeplaatst. Wegens nieuwbouw op de Westerhaven verdween het beeld tijdelijk in opslag. Sinds 2003 staat het op zijn nieuwe plek.

Stern op bol

Willem Valk

Sluiskade (brugwachtershuis Museumbrug)

De Stern op bol is een van de vijftig beelden die Valk maakte voor gebouwen in Groningen en daarbuiten. De stern staat met geheven vleugels op de bol. Gestileerde stukken koperplaat vormen de vleugels, de kop en de snavel; ze zijn als het ware over het onderlijf gevouwen. Koper verkleurt onder invloed van de buitenlucht, dit verklaart de groene kleur van het beeld en ook het dak. De stern vormt een sierlijke en speelse verwijzing naar het havengebied.

Willem Valk had vanaf de jaren twintig goede contacten met architecten en gemeenteambtenaren en kreeg tot 1930 veel decoratieopdrachten aan gebouwen en bruggen van de dienst Gemeentewerken van Groningen. Daarmee heeft hij een belangrijke stempel gedrukt op de bouwbeeldhouwkunst in de stad, hoewel hij nooit tot officiële stadsbeeldhouwer is benoemd.

Een oase in de stad

Noud de Wolf

Praediniussingel 59 (stadstuin)

Belangrijk om te weten: 's winters staat de fontein uit vanwege bevriezingsgevaar.

De tuin Een oase in de stad is bedacht door beeldend kunstenaar Noud de Wolf. De Wolf maakte aan de voor- en achterkant van de tuin een hekwerk van cortenstaal. Het laat een decoratief patroon zien van gestileerde boomstammen, takken en gebladerte. “Een samengedrukt bos”, zoals de kunstenaar het zelf beschrijft. 

Achter dit hek voert een slingerend ‘zintuigenpad’ langs bijzondere plantensoorten naar een borrelende bron, die in 2007 aan de tuin is toegevoegd. Visueel gehandicapten weten waar ze zich in de route bevinden door een eenvoudig systeem van herkenningspunten met een oplopend aantal stenen.
Halverwege, bij een cirkelvormig terras, hangt hoog aan de museummuur een stenen plaat met daarop een gedicht van Rommert Boonstra. Hierin wordt door de fotograaf en dichter de sfeer van het museum opgeroepen.

De stadstuin krijgt een vervolg in de stenenroute naar de School van de Architectuur aan de Reitemakersrijge. Ook hier is de gebruikte steensoort Anröchter natuursteen.

In 2006 plaatst De Wolf op het terras een cortenstalen fontein en met dit stromend water is de stadstuin volgens de kunstenaar na bijna 10 jaar voltooid. 
Het openen en sluiten van de stadstuin regelt het nabijgelegen Museum aan de A.

ICK.KICK.NOCH.INT

Maker onbekend

Oude Kijk in Het Jatstraat 79

Hoog in de muur van het hoekpand zit een streng kijkend en bebaard mannenhoofd, omgeven door een sierlijke krullijst. Eronder is een tekst aangebracht, die luidt: 'ICK.KICK.NOCH.INT'. Hoofd en tekst stammen uit verschillende periodes en getuigen daarmee van de bijzondere geschiedenis van de straat.

De Oude Kijk in ’t Jatstraat heette vroeger ’t Rechte Jatt. Jatt betekende straat en was afgeleid van het Duitse ‘Gasse’. Aan het eind van deze straat zat geen poort in de stadswal (zoals in de Boteringe- en Ebbingestraat) maar er stond een pand. Het verhaal gaat dat hierin, als gevelsteen, het hoofd zat. In archiefstukken uit 1482 is al sprake van dit perceel, dat uitkijkt over de straat en bekend staat als ‘Kijck in ’t Jatt’.

Aan het begin van de zeventiende eeuw werden de stadswallen ontmanteld. Omdat de straat nu werd doorgetrokken naar de huidige Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat, moest het huis verdwijnen. Het hoofd is vervolgens ingemetseld in dit nieuwe hoekpand. Het onderschrift wil zoveel zeggen als: ‘ik kijk lekker toch nog in de straat’.

Met de verhuizing van de Groninger Rotterdammer Stoombootmaatschappij van het Lopende Diep naar de Oosterhamrikkade in 1941, was voor de Gemeente Groningen de weg vrij voor de bouw van een vaste Kijk in ’t Jatbrug. Meteen werden er ook sculpturen besteld bij de beeldhouwer Willem Valk, die ze nog in de oorlogsjaren maakte. Het werk aan de brug moest door de oorlog worden stilgelegd en de beeldhouwwerken werden opgeslagen in een loods. In 1949 kon de bouw eindelijk worden hervat en in 1951 werden de beelden geplaatst. 
 
Valks decoratieve sculpturen vormen een geheel met het brugontwerp. De manshoge, granieten figuren staan in de ondiepe nissen van de zeshoekige pijlers. Ze zijn sterk gestileerd en met subtiele, ondiepe inkepingen weergegeven. Het onderste deel van de figuren is bijna in reliëf; de middengedeelten zijn wat dieper uitgehakt en vanaf de borst staan ze vrij van de pijlers. 
 
Ze representeren vier beroepen die vroeger veel in deze omgeving voorkwamen. Aan de westzijde duiden ze op de aanvoer van goederen over zee: de Scheepsbouwer met zijn hamer en de Visvrouw met de mand op haar hoofd. De oostzijde van de brug verwijst naar het land: de Korendrager herinnert aan de graanhandel bij de Noorderhaven en de Koopvrouw naar de handel op de Ossenmarkt.

Lichtwerk voor garage 2001-2005

P. Struycken

Ossenmarkt (in parkeergarage)

Parkeergarages roepen vaak een unheimische sfeer op. De garage onder de Ossenmarkt rekent met dit negatieve imago af. In 2005 kreeg het zelfs de Parkeergarage Project Prijs; een onderscheiding voor onder meer de best geoutilleerde en architectonisch mooiste parkeergarage van Nederland. Nog meer allure kreeg de garage met de totstandkoming van het lichtwerk van P. Struycken.

Voor dit werk zijn twintig lichtbakken geconstrueerd die op de bodem van de garage staan opgesteld. Deze lichten in voortdurend veranderende kleuren de 14,5 meter hoge betonnen constructie aan die de kern van de garage vormt.

Het principe van de kleurveranderingen is gebaseerd op lichtkleurmenging van rood, groen en blauw licht. Door de lampen traploos sterker of minder sterk te laten schijnen ontstaan bij menging de kleurveranderingen.

P. Struycken beschrijft de werking als volgt. "Op basis van die kleurveranderingen is een palet gemengd met 16 kleuren die op een kleurencirkel liggen. De intervallen tussen de 16 kleurtonen (groengeel, geel, oranje, rood etc.) zijn visueel hetzelfde. De kleuren geven een gelijke verzadigingsindruk en verlopen, behalve in kleurtoon, alleen in helderheid van donker (violet) via rood naar licht (geel) en weer naar donker via blauwgroen. Dankzij de traploze menging tussen de opeenvolgende kleuren op de cirkel is het aantal kleurtonen dat in het werk gebruikt wordt praktisch limietloos. In verschillende tempi worden de mengingen linksom of rechtsom in de kleurencirkel uitgevoerd zodat de kleuren sneller of langzamer veranderen in een zich niet herhalende opeenvolging. Door de continue overgang waarvan de hoogste snelheid aangepast is aan de snelheid waarmee auto’s rondom de vide rijden treedt geen desoriënterend effect op voor de automobilist."

Achter dit dynamische lichtwerk zit een ingenieus software- en besturingsprogramma dat de kunstenaar in samenwerking met de firma EuroGenie ontwikkelde.

P. Struycken verwierf onder meer bekendheid met zijn postzegel waarop hij koningin Beatrix portretteerde in gekleurde stippen, en met zijn kleurenschema voor de zalen van het Groninger Museum.

Aletta Jacobs

Theresia van der Pant

Oude Kijk in 't Jatstraat 26 (Harmoniecomplex)

Dit is het enige Groninger monument dat aan een vrouw is gewijd, namelijk aan arts en activiste Aletta Jacobs.

Beeldhouwster Theresia van der Pant heeft het robuuste voorkomen van Jacobs goed getroffen: het portret toont vastberadenheid. Het is een van haar late werken. Vingerafdrukken en sporen van boetseergereedschap in het afgietsel liet zij later in haar carrière meer toe. Ze maakte geen gebruik van modellen maar van zogenaamde ‘boevenfoto’s’, die de geportretteerde van voren en opzij tonen. Van der Pant bekeek deze kiekjes lange tijd, zonder noemenswaardige schetsen of voorstudies te maken. Vervolgens werkte ze vanuit het geheugen. Op een vergelijkbare manier bestudeerde ze voor haar beelden ook levende diermodellen.

Aletta Jacobs was de eerste afgestudeerde vrouwelijke arts en de eerste promovenda van Nederland. In 1871 startte de in Hoogezand geboren dochter van een huisarts haar studie medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze in 1879 promoveerde. Ze vestigde haar praktijk als arts in Amsterdam en deed daar jarenlang belangrijk werk op het gebied van de gezondheidszorg voor vrouwen en de geboortenbeperking. Daarnaast was Jacobs actief in de strijd voor het vrouwenkiesrecht en de wereldvrede.

Versus

Yland/ Metz (Lilian van Opdorp en Jos Dijkstra)

Oude Kijk in 't Jatstraat 26 (plafond onderdoorgang Harmoniegebouw)

Het kunstenaarsduo Yland/Metz (Lilian van Opdorp/Jos Dijkstra) maakte een kunstwerk voor de onderdoorgang naar het Harmoniegebouw. Hier is onder meer een deel van de faculteit Rechtsgeleerdheid gevestigd, die centraal staat in het kunstwerk.

De op vijftien panelen aangebrachte schildering verbeeldt de gespannen relatie tussen publiek- en privaatrecht. Immers, het publiekrecht dat de verhouding tussen overheid en burger regelt, staat tegenover het privaatrecht dat de betrekkingen tussen burgers onderling betreft. De vloer staat voor het privaatrecht. De werkelijke zuilen en muurvlakken gaan over in de illusionistische schildering aan het plafond. Tegen de achtergrond van de blauwe lucht die het publiekrecht symboliseert, liggen op balken koper- en goudkleurige tandwielen met inscripties. De tandwielen zijn gemaakt door een digitale bewerking van foto’s. Ze verwijzen naar de interactie en het conflict tussen beide rechtsvormen.

Het kunstwerk van Yland/Metz is onderdeel van het kunstproject Kennisjaren 1994-2014 van de Rijksuniversiteit Groningen. Dit project werd in 1994 gestart ter gelegenheid van het 380-jarig bestaan van de universiteit en eindigt in 2014 bij het 400-jarig bestaan.

Stap

Eja Siepman van den Berg

Gedempte Zuiderdiep 158 (Academie Minerva)

Stap is het meer dan levensgrote en zeer gestileerde lichaam van een jong meisje; nauwelijks ontloken en anoniem vanwege het ontbreken van hoofd, armen en handen. Ze staat fier rechtop. In de oorspronkelijke situatie stond de hardstenen sokkel, het werk Academiedocent Peter Stut, als een ‘catwalk’ los in de ruimte. Het plantenperk met natuurstenen banken zijn later toegevoegd.

De houding en gestileerde weergave zijn kenmerkend voor de beelden van Siepman van den Berg. Zij is vooral geïnteresseerd in de wetmatigheden van het menselijk lichaam en de abstractie die ontstaat door weglating van individuele kenmerken. Een chemisch proces verleent het brons de bijna zwarte antracietkleur.

De klassieke uitstraling en stilering doen denken aan beelden uit de vroeg-Griekse kunst. De strenge symmetrie die slechts onderbroken wordt door dat ene naar voren geplaatste been, verwijst het ook naar Egyptische beelden. De plaatsing bij de kunstacademie is vast geen toeval, hier behoorde immers lange tijd het tekenen naar model en klassieke voorbeelden tot het standaard lespakket.

Anti-kernwapenmonument

Hugo Hol

Emmaplein 4 (in het gras)

Dit werk van Hugo Hol is het eerste monument in Nederland dat is opgericht als protest tegen de kernwapenwedloop.

In de jaren tachtig was de discussie rondom kernwapens en kernenergie bijzonder actueel en hevig. Twee massale demonstraties vonden plaats: een in Amsterdam in november 1981, waar meer dan 400.000 mensen aan deelnamen, en een in Den Haag in oktober 1983, wat tot nu toe nog altijd de grootste vredesdemonstratie ooit in Nederland is. Een half miljoen mensen reisden af naar Den Haag om daar te protesteren tegen de plaatsing van 48 kruisraketten in Woensdrecht en kernwapens in Europa. In de herfst van 1985 ondertekenden meer dan 3,7 miljoen Nederlanders een petitie tegen plaatsing. 

Protestmonument
De gemeenteraad van Groningen stemde (als teken van protest) in december 1982 voor een motie van de PvdA om een protestmonument te realiseren. Het College bestond destijds uit een coalitie van CDA en PvdA. Bijna drie jaar later, op 1 november 1985 op het symbolische tijdstip vijf voor twaalf, werd het beeld overgedragen aan de toenmalige burgemeester. Diezelfde dag debatteerde de ministerraad over een voorstel om 48 kruisraketten in Woensdrecht te plaatsen. Het kabinet-Lubbers besloot voor de plaatsing, maar deze is uiteindelijk niet doorgegaan.

Het beeldhouwwerk van Hol bestaat uit een kubusframe van gedeukt en gekarteld messing met daarin een kleinere kubus van zwart Belgisch hardsteen. De kunstenaar wil met dit werk een abstracte verbeelding van het probleem van de kernbewapening geven. Hij doet dit door een tegenstelling van twee geometrische vormen te tonen. Het gehavende messing frame symboliseert de onvolkomenheid van de door de mens gemaakte maatschappij. De zwarte kubus staat voor de van oorsprong zuivere natuur. In de wisselwerking tussen deze beide krachten ziet Hugo Hol de basis voor zowel de vooruitgang, als voor de dreigende ondergang van de aarde.

Nog altijd actueel
Het thema is nog altijd actueel: zo werd in 2019 werd in Groningen een culturele week rondom de atoombom georganiseerd: After Hiroshima. In 2020 sloot Groningen zich aan bij het pact tegen kernwapens. Burgemeester Koen Schuiling ondertekende in oktober 2020 het ICAN Cities Appeal: een wereldwijd verband van gemeenten die zich tegen kernwapens uitspreken. 
Op 15 oktober 2021 vond bij het Anti-kernwapenmonument de aftrap plaats van de Bijeenkomst voor de Vrede. Onder aanvoering van burgemeester Koen Schuiling werd aandacht gevraagd voor de internationale strijd tegen kernwapens.

Zittende jongeling

Frederik Engel Jeltsema

Emmaplein (in het gras)

Een jonge man zit in een losse houding op een boomstronk. De kunstenaar Jeltsema grijpt met dit werk terug op een aantal uitgangspunten uit de klassieke oudheid: de jongeling is naakt, atletisch gebouwd en in ideale lichaamsverhoudingen weergegeven. Deze wijze van verbeelden van het mannelijk naakt – met de nadruk op idealisering en kracht – hanteerde men ook in het oude Griekenland.

Frederik Engel Jeltsema werd in Uithuizen geboren, maar woonde en werkte op veel verschillende plaatsen, onder andere in Amsterdam, Parijs, Florence, Den Haag, Haren en Rome. In Rome werkte hij in het atelier van de Friese beeldhouwer Pier Pander.

Zittende jongeling stamt uit 1916, maar zijn stekje vond hij pas in 1960. De kunstenaar schonk het beeld toen aan de Gemeente Groningen, samen met een vrouwelijk naakt dat een bacchante voorstelt. Dit laatste kunstwerk staat nu in het stadhuis, bij de toegang tot de trouwzaal.

Jongen met geitje

Fransje Carbasius

Ubbo Emmiussingel (grasveld tegenover nr.75)

Aan het begin van de Ubbo Emmiussingel, in de open ruimte van het grasveld, staat een klein bronzen beeld op een sokkel. Het is een weidse plek voor dit aandoenlijke tafereel van een jongetje dat met een geitje speelt. De huid van het mollige ventje en de vacht van het geitje zijn beide glad weergegeven. Alleen het licht krullende haar van het kind oogt wat realistischer. Ook in de vorm is er sprake van een zekere stilering.

Fransje Carbasius maakte het beeld in 1955 op zeventigjarige leeftijd en de onderwerpkeuze is kenmerkend voor haar oeuvre. Hoewel ze ook portretopdrachten en figuurstudies maakte, legde ze bij voorkeur kinderen en dieren vast in haar beeldhouwwerken en reliëfs. Voor het bestuderen van de diermodellen hield ze aapjes, vogels en ratten op haar atelier.

Na haar studie aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag reisde de kunstenares veel naar Frankrijk en Italië. Daar heeft ze ongetwijfeld de – meestal gevleugelde – kinderfiguurtjes gezien, die veel in de barokschilderkunst voorkomen. Misschien dat deze haar inspireerden tot het engelachtige jongetje.

Jongen met geitje heeft eerst bij een school gestaan. Omdat het nogal te lijden had van vandalisme ging het beeld in opslag bij de Gemeente Groningen. Sinds 1986 staat het op de Ubbo Emmiussingel.

Fietsles

Kees Verkade

Ubbo Emmiussingel (op het grasveld)

Kees Verkade heeft in dit kunstwerk de dynamiek en wankele beweeglijkheid van een fietsles goed verbeeld. De kracht van de duwende vader spreekt uit zijn voorovergebogen houding en grote stap. Het kleine kind houdt het stuur van de fiets met de grote wielen maar nauwelijks in bedwang. In het gegoten brons zijn de sporen van de boetserende Verkade nog duidelijk te zien, wat bijdraagt aan het dynamische karakter van het werk.

Het is een fragiel en kwetsbaar beeld, dat een geschiedenis van verdwijning en vernieling kent. Toen de Bondsspaarbank, ter gelegenheid van haar 150-jarig bestaan, Fietsles in 1971 aan de Gemeente Groningen schonk, kreeg het een plaats aan de drukke Vismarkt. Daar stond het tien jaar lang betrekkelijk rustig, totdat het tussen 1981 en 1983 twee keer werd ontvreemd en daarbij ernstig beschadigd. Telkens vond de politie de ontbrekende delen terug en kon het kunstwerk gerestaureerd worden. In 1986 werd het beeld verplaatst naar zijn huidige plek, de Ubbo Emmiussingel.

Jozef Israëlsmonument

Abraham Hesselink

Hereplein

Hoog op een sokkel staat het bronzen beeld van een man met twee kinderen. Met het hoofd voorovergebogen houdt hij zijn dochtertje op de linkerarm, zijn zoon loopt naast hem aan zijn rechterhand. De man is een visser die met zijn kinderen van het strand komt. Dit is te zien aan de netten over zijn linkerarm en het schepnetje van het jongetje. Links van hen staat een kruis: het graf van hun vrouw en moeder. De beeldengroep is geïnspireerd op een schilderij van Israëls Langs moeders graf, dat het Groninger Museum in langdurige bruikleen heeft.

Abraham Hesselink maakte het monument in 1922 ter nagedachtenis aan de schilder Jozef Israëls – te zien in het reliëfportret op de sokkel. De schilder werd in 1824 in Groningen geboren, waar hij tot zijn zestiende woonde.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte het werk ernstig beschadigd. Jozef Israëls was Joods en NSB'ers hadden het daarom in het voorjaar van 1943 op het beeld voorzien. Gelukkig konden de brokstukken in veiligheid worden gebracht. Het portretreliëf werd later teruggevonden. Na de oorlog werd het kunstwerk gerestaureerd door Willem Valk en in 1946 opnieuw onthuld. Dertig jaar lang vervulde het de functie van herdenkingsmonument, tot de plaatsing in 1977 van Eduard Waskowsky’s Joods Monument aan de Hereweg.

Landbouw en Veeteelt

Wladimir de Vries

Herebrug

Een jong maar stevig gebouwd meisje staat met haar borst naar voren. Ze verbeeldt de stedenmaagd. Haar rechtervoet heeft ze op de kop van een liggend kalf gezet. Over haar middel loopt een band van korenaren, waarmee de verbinding van de stad met de ommelanden is gesymboliseerd. Landbouw en veeteelt waren immers lange tijd de belangrijkste inkomsten van de provincie. Haar houding is parmantig, maar ook enigszins vreemd door de manier waarop ze de armen naar achteren houdt. Dit laat zich verklaren uit de moeizame productiegeschiedenis van het beeld.

Beeldhouwer Wladimir de Vries liet in het oorspronkelijke ontwerp het meisje de korenaren met beide handen vasthouden, maar in de bronsgieterij is dat niet overgenomen. Er gingen meer dingen mis bij het gieten en lassen. Zo stonden volgens De Vries de oren van het kalf te veel naar achteren, waardoor het meer op een schaap lijkt; zijn bepaalde lasnaden nog zichtbaar en sluiten delen van het beeld niet goed op elkaar aan.

Niet alleen de kunstenaar was ontevreden over het resultaat. Aanvankelijk had menig inwoner van de stad moeite met de pronte naaktheid van het beeld. Daarnaast vonden veel mensen de benen van het meisje te stevig en haar boezem juist weer te plat. Ook riep de plaatsing van de voet op de kalfskop herinneringen op aan de Duitse onderdrukking, die toen nog betrekkelijk kort geleden was.

Inmiddels is Blote Bet, zoals ze ook wel genoemd wordt, alweer vijftig jaar een van de herkenningspunten voor de inwoners en bezoekers van de stad.

Van Wladimir de Vries zijn in de stad diverse kunstwerken te vinden. De meest bekende zijn Het Veulen aan de Radesingel, De Wisent in het Noorderplantsoen en deze Landbouw en Veeteelt of Blote Bet. Zijn werken - alle figuratief van aard - zijn gerealiseerd in de periode van ongeveer 1950 tot 1980. Dat was juist de tijd waarin een overheersende voorkeur voor abstracte kunst begon te ontstaan. Maar Wladimir de Vries bleef in zijn oorspronkelijke - traditionele - stijl werken. De eigenzinnigheid van De Vries kenmerkt ook zijn beelden waaruit trots en welbehagen spreekt.