Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Tschumipaviljoen

DichtLicht op het verleden / De familie Rellum

2022

17 december 2021 t/m 18 maart 2022

DichtLicht op het verleden deelt persoonlijke verhalen van Groningers over de doorwerking van het slavernijverleden in hun (familie)leven.

In het Tschumipaviljoen worden dagelijks vanaf zonsondergang betekenisvolle woorden uit gedichten van stadsdichter Myron Hamming getoond in het lichtkunstwerk van Lambert Kamps. Vier Groningers vertellen Myron Hamming over de invloed van de koloniale geschiedenis op hun (familie)leven. Geïnspireerd door hun verhalen schrijft hij vier gedichten. Iedere twee weken wisselen de gedichten elkaar af.

Het tweede familieverhaal in de reeks is dat van de familie Rellum, afkomstig uit Suriname. Te zien van 18 januarti t/m 1 februari. 

Het verhaal van de familie Rellum

Onderschatting

Hij zei
“’t is maar een Neger”
en in zijn diepgevoelde superioriteit
mat hij mij met de kleinste maat
Zijn zelf-ingenomenheid
Zag niet de lange schaduw,
die Negerschap vooruitwerpt,
want anders zei hij zeker:
“Ai. Een NEGER.”

- Uit Faja Lobi (1974), gedichten van Eugène Willem Eduard Rellum

Theo Rellum (1935): “Eigenlijk vangt dit trotse, zelfbewuste gedicht van mijn oom Eugène mijn hele familiegeschiedenis samen. Wij waren veelal de eersten overal, hebben onze plaats bevochten, in Suriname en in Nederland.
Onze achternaam Rellum is een overblijfsel van het slavernijverleden. Als de slavernij in 1863 wordt afgeschaft in Suriname, moeten alle tot slaaf gemaakte mensen een achternaam krijgen. Vermoedelijk draait de plantagebeheerder Muller zijn eigen naam gewoon om en geeft die vervolgens aan mijn betovergrootmoeder Louisa Adolphina. Haar kleinzoon Johan Rudolf noem ik ook wel de emancipatieman en de ‘stamvader’ van onze familie. Hij wordt onderwijzer, een van de weinige beroepen met carrièrekansen voor een zwarte man in die tijd – vanwege de color line werden alle bestuurlijke posities bekleed door witte mensen. Eind negentiende eeuw begint mijn opa een school aan huis, met op het hoogtepunt wel 84 leerlingen, waar hij ook als allereerste zwarte docent in Suriname Engels doceert. Uit eerbied hiervoor vernoemt een uit Suriname afkomstige collega de Rellum Academy of Languages in New York naar mijn opa. Hij bekleedt bovendien allerlei functies in organisaties en comités en is zo actief betrokken bij de emancipatie van zwarte mensen in Suriname en daarbuiten. Het absolute hoogtepunt hiervan is zijn lidmaatschap van de Universal Negro Improvement Association (UNIA), waarvan hij de eerste Creoolse voorzitter wordt in Paramaribo.

“Deze ambitie en vrijheid spiegelt hij ook zijn kinderen voor. Mijn oom Albert wordt arts in Nederland – al ondervindt hij veel tegenwerking tijdens zijn studie hier, dus wijkt hij uit naar Edinburgh in Schotland, waar hij afstudeert en promoveert en pas daarna terugkeert en voor vol wordt aangezien, mijn tante Henrietta is in heel Suriname bekend als ‘Vroedvrouw Jet’ en trouwt met een Hindoestaan – uitzonderlijk in die tijd voor een Surinaamse vrouw met een Creoolse achtergrond.
Mijn oom Eugène (landmeter van beroep) en mijn vader Julius (onderwijzer) vertrekken in 1928 naar Indonesië. De een naar de stad Soerabaja op het eiland Java, de andere naar Parepare op het eiland Celebes. Dat zit zo: in Suriname kun je voor bepaalde beroepen, zoals onderwijzer, opgeleid worden tot een zeker niveau, maar als je verder wilt komen moet je in Nederland een MO-akte halen. Eenmaal in Nederland – overigens een grote stap, want de hele familie moet kromliggen voor die reis – ontmoeten mijn vader en oom andere Surinamers die al eerder naar Indonesië waren geweest. Zij raden dat enthousiast aan: goede promotiekansen, groot land, beetje vergelijkbaar klimaat. In 1930 reist mijn moeder met mijn twee zussen onze vader achterna naar Parepare, waar mijn ouders allebei als onderwijzers aan de slag gaan op de Europeesche Lagere School en waar mijn vader tot 1934 ook directeur van is. Na mijn geboorte in 1935 verhuizen we met het hele gezin naar Soerabaja. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zitten we in een concentratiekamp Ambarawa kamp 6 op Java, terwijl mijn vader, het talenwonder, als krijgsgevangene moet werken als tolk.

“In 1946 gaan we naar Nederland, een land in opbouw. We komen in Utrecht terecht, waar het lijkt alsof ze nog nooit iemand met een Surinaamse afkomst hebben gezien – ik was de enige op het Bonifatius Lyceum en op het conservatorium, mijn zus was een van de eersten die afstudeerde in de sociologie. Ze proberen te zien of ik van chocola gemaakt ben, noemen me “pinda-Chinees”. In Nederland geven mijn ouders de instelling van mijn opa en zijn kinderen aan ons door. Om je positie te verbeteren, om de vooringenomenheid van je omgeving weg te nemen moet je zorgen dat je mee kan praten én voor jezelf op kan komen – dat wordt ons echt voorgeschreven. Kennis is de enige manier om elkaar echt te ontmoeten. Het zijn adviezen voor het leven, die een projectie zijn van wat mijn ouders aan den lijve hebben ondervonden.
Misschien dat er ook daarom maar weinig momenten zijn geweest dat ik mezelf echt opzij gezet gevoeld heb. Ik ben altijd veel te snel met mijn antwoord, heb een goed weerwoord. Dat geldt eigenlijk voor mijn hele familie. In een tijd waarin ze echt voor zichzelf op moesten komen hebben ze dat gedaan. Mijn opa en zijn kinderen hebben zich ontworsteld aan vernedering, ongelijke behandeling, het idee dat ze er niet mochten zijn. Ze hebben gepubliceerd en geprotesteerd wanneer ze het met dingen niet eens waren. Het thema van onderaf moeten beginnen, maar ook de moed om juist daarom tegen de stroom in te durven zwemmen, komt bij ons allemaal steeds weer terug.”

Tekst: Ruby de Vos

tijd, vergeet niet
mensen vergeten
daarom laten wij
hun verhalen klinken
over een stamboom als landkaart
en ruimtes binnen grenzen
opgeëist

Rellum

gehavend maar dit hart
klopt nog
de reikwijdte van een schaduw vertelt
van zwarte dagen in hun verleden
een neger

een woord bedacht als een neerdalende hemel
groei te verstikken
dromen te doen snakken naar een vrije lucht
oom Albert

een kleur van tint en klank
veranderd
color line, bij de keel gegrepen
jullie, beïnvloeden niet langer
jullie, leven naar wat wij zeggen
de zonen

Rellum

een omgekeerde naam van hij
die wilde tegenhouden
verzet niet duldde
niet zag dat we werden geboren
om te bewegen
en te dansen in stilstand
onze taal ontnam
maar onze verhalen nooit kreeg

een neger

tot hier, tot meer dan genoeg
een stamboom
nee een statement
herkend aan hun ingegraven hielen
een statement gebouwd van verhalen
met dromen tussen groeven
die haar onomstotelijk vormden
een talenwonder, Jules. een vader

Rellum

zag men in kleur
oordeelde hun zwart, zelfs git
bijna bruin of een meest donkere
tint van wit
spreek, deel en onderwijs
begin in een huis en doorbreek
beperking en andere kortzichtigheden
Johan Rudolf

Rellum

geef niveau aan
laat ontwikkeling niet alleen horen
laat het zien
spreek geen eigen talen
maar die van de gewone man
pas aan omdat er geluisterd wordt
naar een stem die niet de onze is

Sranang Tongo
Rellum
een neger

wat wil je achterlaten
hoe wil je klinken in herinnering
Sranang Tongo

Rellum
Rellum

dit verhaal kentert nu

Zelfs in vernauwde kaders
zelfs binnen andermans grenzen
kunnen wij niet klein dansen
er is altijd genoeg ritme
in ons om voort te bewegen
zo voort te leven
zolang er maar leeg canvas
en dromen om mee te kleuren
hoe lang kan iemand een ander kwalijk nemen
wie hij is

licht aan het eind van een tunnel
laat alleen maar zien
hoe ver ze zouden schijnen
dat licht is er en blijft
omdat zij nog durfden te kijken

Sranang Tongo

hoe geeft een familie verhalen door
als die niet spreekt in haar eigen taal
hol geschraapte wangen door het schuren van
andermans klanken op hun tongen
smeulend en brandend van vervreemding

Rellum

Eugène, Jules, Albert, Jet
geboren en geleefd
om te bewegen dus berust
nooit in stilstand
spreek enkel met borst vooruit
voel dan trots
en wees het ook

DichtLicht

DichtLicht van Lambert Kamps (1974) is een installatie die met verlichtingsbuizen woorden “schrijft”. De lampen schuiven langzaam in en uit gesloten kokers. Op deze manier worden woorden uit de gedichten van Myron Hamming verbeeld. Lambert Kamps is kunstenaar en ontwerper te Groningen. Hij studeerde mode en design voordat hij in 1994 aan de kunstacademie in Groningen ging studeren. Zijn werk presenteert hij in galeries, op beurzen en tijdens plaatsgebonden evenementen. Het werk bevindt zich op het grensvlak van kunst, architectuur en design.

Vooronderzoek monument slavernijverleden

DichtLicht op het verleden is de eerste publieke uiting van een vooronderzoek naar hoe met beeldende kunst de gedeelde geschiedenis van ons slavernijverleden zichtbaar kan worden gemaakt in de openbare ruimte. Het onderzoek richt zich specifiek op een nog op te richten monument ter herdenking van het Trans-Atlantische en Aziatische slavernijverleden van Groningen, op een betekenisvolle plek in de openbare ruimte. Kunstpunt voert dit onderzoek uit in opdracht van de gemeente Groningen en in samenwerking met stichting Noaberschap en andere betrokken organisaties en personen. Kunstpunt en Lambert Kamps hebben het kunstproject DichtLicht op het verleden ontwikkeld om bij te dragen aan het collectieve bewustzijn met betrekking tot dit onderwerp.

Met deze nieuwe expositie neemt Kunstpunt het stokje over van de stichting Tschumipaviljoen en curator Marinus de Vries, die het paviljoen beheerden sinds 1995. 

DichtLicht op het verleden sluit aan bij de culturele manifestatie Bitterzoet Erfgoed. Musea, erfgoedinstellingen, culturele en educatieve organisaties uit stad en provincie Groningen besteden van 18 februari tot 12 september 2022 aandacht aan het slavernijverleden in Groningen en de doorwerking hiervan op het heden.