Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Portret van wethouder Eltjo Rugge en zijn vrouw

Jan Altink

Over dit kunstwerk.

In 1936 werd door kunstschilder Jan Altink (1885 - 1971) het dubbelportret geschilderd van de Groninger wethouder Eltjo Rugge (1872-1950) met zijn vrouw Anna Rugge - Mulder. Eltjo en Anna Rugge vierden in de zomer van 1936 hun veertig jarig huwelijk en lieten zich bij die gelegenheid schilderen door Jan Altink, prominent lid van de Groninger kunstkring De Ploeg. Het werk is altijd in het bezit van de familie gebleven, totdat de gemeente het in 1999 kocht van Rugge’s kleinzoon Anne, die vernoemd was naar zijn grootmoeder Anna Rugge – Mulder.

Jan Altink schilderde het echtpaar zeer toepasselijk binnen de ambiance van huis en tuin, zittend tussen de bloeiende struiken, met rechts nog net de hoek van een bakstenen huis. Uiteraard figureerde de man hier in de eerste plaats als echtgenoot, maar Altink profileerde hem evenzeer als de bestuurder van formaat die hij in de loop der jaren was geworden. De trotse kop verraadt Rugge’s onbuigzame karakter. Altink schilderde van Eltjo Rugge een staatsieportret, terwijl Anna met haar ronde rug, haar glimmend rode wangen en stijf gepermanente haren toch bovenal de moeder is van de negen kinderen die ze met Rugge kreeg.

Eltjo werd in 1941 als eerste persoon opgenomen in het Gulden Boek van Groningen. Inschrijving daarin kan beschouwd worden als de hoogste vorm van waardering, gelijkwaardig aan het ereburgerschap.

In het oprichtingsjaar 1894 werd Rugge al lid van de SDAP. Voor deze partij zou hij vele functies bekleden. Zo richtte hij in 1896 de lokale arbeiderskiesvereniging op, en werd hij in 1901 het tweede SDAP-gemeenteraadslid in de stad, waar hij tevens correspondent van de landelijke partijkrant was.

Rugge gold als een principieel socialist. Zo vergiste hij zich in 1918 met Troelstra in de revolutiebereidheid van de Nederlanders. Hoewel dat jaar als Tweede-Kamerlid gekozen, kwam hij in 1922 op een onverkiesbare plek en belandde toen even in armoedige omstandigheden. Verhuizen uit Groningen wilde hij echter niet.

In 1924 werd hij wethouder van Openbare Werken en Volkshuisvesting, wat ook al zijn specialisme in de raad was. Energiek zette hij zich in voor krotopruiming en nieuwbouw. Ook kreeg de stad onder Rugge riolering in plaats van het primitieve tonnetjesstelsel. In samenhang hiermee werden vele onberijdbare straten verbeterd en geschikt gemaakt voor fiets- en autoverkeer. Bovendien kwamen er voorzieningen als zwembaden, badhuizen en speeltuinen.

Rugge kreeg in de oorlog ontslag als wethouder, kwam erna nog even terug als raadslid, maar raakte toen definitief op een zijspoor. Het was een stugge, eigengereide en gauw gekwetste man, die conflicten niet schuwde, maar die toch ook een waardig bestuurder was. Als autodidact die zich door zelfstudie ontwikkelde, werd hij binnen B&W een vraagbaak om zijn kennis van de stad. Zoals Het Vrije Volk na zijn dood constateerde, was zijn wethouderschap "zegenrijk voor velen".

In de stad Groningen is de Eltjo Ruggeweg naar hem genoemd. De weg is de verbinding tussen zijn geliefde (en door hem ‘gebouwde’) Oosterpark en de Berlagebrug. Met Berlage had hij samen met stadsbouwmeester Schut eind jaren twintig volop contact over tal van uitgerolde stadsuitbreidingen en nieuwe verkeersroutes.

Facts & Figures.

  • Kunstenaar(s)
    Jan Altink

  • Jaar van realisatie
    1936

  • Afmetingen (in cm)
    85x74

  • Collectie
    Stadhuiscollectie

  • Kunstsoort
    Schilderkunst

  • Techniek
    Olieverf op doek

  • Etage
    Begane grond