“Voordat ik naar de kunstacademie ging heb ik eerst de mbo-opleiding Mode aan het Noorderpoort doorlopen. Daarna wou ik liever kunst gaan doen, omdat het veel breder is en je alles kan doen wat je wilt. Als kunstenaar kan je elke dag kiezen wat je wil gaan doen, de modewereld is beperkter in dat opzicht. Daarom heb ik na de modeopleiding het toelatingsexamen gedaan voor Academie Minerva en een paar andere kunstacademies, maar helaas werd ik tot geen van deze toegelaten. Deze afwijzingen waren voor mij een harde klap, maar weerhielden mij er niet van om toch door te gaan en mijn aan te melden voor de zaterdagschool van de Klassieke Academie. Daarbij heb ik mij toen omringd met mensen die al op Academie Minerva zaten en zij hebben mij geholpen mijn portfolio te verbeteren door mij van feedback te voorzien. De Klassieke Academie was heel waardevol voor mij omdat je er veel verschillende technieken leert, zoals fijnschilderen, kleuren mengen en het maken van etsen en houtsneden. Na één jaar heb ik opnieuw het toelatingsexamen gedaan en dit keer werd ik wel toegelaten, zowel op Academie Minerva als aan twee andere kunstacademies. Ik koos specifiek voor Academie Minerva omdat ik uit Groningen kom en hier ook wilde blijven. Hierdoor wilde ik wel mezelf verrijken met een exchange naar Nieuw-Zeeland. Daar leerde ik vooral dat mijn werk behoorlijk Nederlands was, meer dan ik van tevoren had gedacht. Ik denk dat het vooral komt omdat ik als kunstenaar op de dingen om mij heen reageer en de manier waarop je op iets reageert wordt bepaald door de regels en politiek waarmee je opgroeit. Nadat ik mijn bachelor Autonoom Beeldende Kunst had voltooid ben ik nog de Master MADtech aan het Frank Mohr Instituut gedaan waar ik veel met nieuwe technieken kon werken. Het leren van zulke nieuwe dingen is voor mij een inspiratie en iets wat ik altijd in mijn werk kan gebruiken.
De manier waarop ik te werk ga is heel vrij en gaat meestal over de absurditeit van het leven. Ik leg verzamelingen aan van vrij banale dingen, zoals wc-papiertjes of foto’s van bulten zand die ik 'Dutch Mountains' noem. Deze verzamelingen leg ik niet aan met een specifiek doel voor ogen, maar eerder omdat ze mij fascineren. Op een gegeven moment kunnen ze de aanleiding vormen voor nieuwe werken, zoals de tapijten die ik voor mijn eindexamententoonstelling heb gemaakt, die zijn geïnspireerd op mijn verzameling wc-papiertjes. Dit werk kwam ook tot stand doordat ik tijdens mijn vakantie ineens online een tufting gun had ontdekt; een powertool waarmee je zelf tapijten kan maken. Ik had het nog nooit eerder gezien en heb het puur gekocht omdat ik nieuwsgierig was. Zoiets voedt eigenlijk het kind in mij dat altijd wil blijven ontdekken. Mij vastleggen op één enkel medium zou mij alleen maar vervelen. Je zou je jezelf niet zulke limieten willen opleggen.
Ik probeer alles in een perspectief te stoppen die je niet verwacht. Ik reageer meestal direct op mijn omgeving en ik speel graag met materialen. Zo heb ik een performance gedaan waarin ik op het ijs aan het dweilen was. Eigenlijk was deze performance een momentopname van mijn omgeving en een directe reactie van mij daarop. De performance is absurd door de onverwachte combinatie van twee hele banale dingen; iedereen weet wat ijs is en iedereen heeft wel een dweil in huis. Maar de combinatie van die twee is als een kronkel in het hoofd en de onverwachtheid ervan maakt mensen aan het lachen. Ondanks dat het een doelloze handeling is, maak je als kunstenaar door deze handeling alsnog iets, wat ook weer een heel apart gegeven iets. Niets doen en toch iets doen. Het kunstenaarsschap is eigenlijk iets heel paradoxaals wat dat betreft.”